Waar gaat het over?
Muziek heeft over het algemeen een sturende en structurerende factor bij bewegen en muziek op school. De muziek heeft de ‘leiding’. Het produceren van muziek kan op twee manieren:
Voorbeeldkaarten die de creativiteit van leerlingen aanspreken
De bewegingsuitdaging van Ritme & Bewegen ligt in het spanningsveld tussen het uitvoeren van de grondvormen van bewegen (bounce, gaan, lopen, huppel, galop en/of springen) in de maat binnen muzikale structuren. Het op tijd (na 4, 8, 16 of 32 tellen) starten en stoppen of wisselen van deze grondvormen staat centraal, evenals het op tijd wisselen van bewegingsrichting en/of organisatievorm.
Bij Ritme & Bewegen staat het herkennen van het bewegingsritme van gaan, lopen, huppel en galop, en het herkennen van muzikale structuren zoals de tel, de maat en muzikale zinnen centraal.
Vaak wordt dit bewegingsthema opgestart door het bewegen te begeleiden met een bongo of andere slaginstrumenten, waardoor de leerkracht in staat is om het tempo van het spelen aan te passen aan het tempo van bewegen. Ook kan de leerkracht de accenten benadrukken van de tel of de maat wanneer er een wisseling van beweging of een richtingsverandering plaatsvindt. Door zelf te spelen bij bewegen kan de leerkracht meer sturen en differentiëren dan
met mechanische muziek. Het bewegingsthema Ritme & Bewegen, waarbij de leerkracht zelf speelt, kan de muzikale vorming van jonge kinderen sterk stimuleren. Kinderen leren de tel, de maat, het tempo, de muzikale zin en de verschillende bewegingsritmes herkennen.
Zelf het tempo bepalen
Welke accenten kunnen we aanbrengen?
B. Bewegen naar aanleiding van de muziekanalyse
C. Bewegen in het juiste tempo en in de maat
D. Samen bewegen in ruimtelijke structuren
De juf vraagt of de kinderen huppel/galop willen afwisselen met springen op de plaats. Ze vraagt de kinderen te luisteren naar het geluid van de bongo. De juf speelt 16 tellen het bewegingsritme van huppel/galop en daarna 16 tellen het bewegingsritme van springen op de plaats, dit blijft ze afwisselen.
De juf speelt het bewegingsritme van huppelen/galop op de bongo of tamboerijn. Ze vraagt aan de leerlingen wat ze horen. De meeste kinderen zullen direct het bewegingsritme van huppel/ galop herkennen. Nog niet alle kinderen zullen in de maat bewegen. De juf kan deze kinderen helpen door tel 1 van de maat meer nadruk te geven.
Ritme en bewegen voor de onderbouw
De kinderen staan in twee tallen verspreid door de zaal, nummer 1 voorop, nummer 2 er achter. De juf speelt 16 tellen het bewegingsritme van huppel/galop afgewisseld met het bewegingsritme van springen op de plaats. Nummer 1 huppelt voorop en bepaalt de route, nummer 2 volgt. Tijdens het springen op de plaats springen de kinderen een halve draai. Nummer 2 staat nu voorop en mag de huppelroute bepalen.