Hoofdstuk 6

Leerlijnen bewegingsonderwijs

Ad 1 Zangspelen

Waar gaat het over?

Bij zangspelen is het kenmerkend dat kinderen bewegen naar aanleiding van het verhaal dat de kinderen zingen. Bij zangspelen liggen de bewegingen én ligt de organisatie vast. Vaak bestaan de bewegingen uit een tikspel of een reactiespel. Ook geeft de liedtekst de bewegingen aan.

  • ‘Zakdoekje leggen’
  • ‘Schipper mag ik over varen’
  • ‘Jan Huijgen in de ton’
  • ‘Wie gaat er mee naar Engeland varen’

De bewegingsuitdaging bij zangspelen ligt in het spanningsveld tussen de (voorgeschreven) bewegingen, het gebruik van de ruimte die bij het zangspel hoort en de fantasiewereld die hoort bij het lied.

Het is de bedoeling dat de leerlingen tijdens het zingen met elkaar de voorgeschreven bewegingen die horen bij een specifiek zangspel op het juiste moment uitvoeren.

Welke accenten kunnen we aanbrengen?

A. Bewegen naar aanleiding van tekst, sfeer en thema

D. Samen bewegen in ruimtelijke structuren


VOORBEELD - ACCENT: BEWEGEN NAAR AANLEIDING VAN TEKST, SFEER EN THEMA

In de tekst van het liedje ‘zakdoekje leggen, niemand zeggen’ staan de woorden ‘Niemand Zeggen’ en ‘Hier leg ik mijn zakdoek neer, kijk voor je, kijk achter je’ centraal. Deze woorden zijn in de bewegingen van dit zangspel verwerkt. Deze tekst zit letterlijk in de voorgeschreven bewegingen.



VOORBEELD - ACCENT: SAMEN BEWEGEN IN RUIMTELIJKE STRUCTUREN

Bij het zangspel ‘Wie gaat er mee naar Engeland varen’ staan de kinderen in een rij. Tijdens het zingen lopen ze om de beurt achter elkaar aan tussen twee leerlingen door die de poort van Engeland vormen. Het achter elkaar aanlopen in een rij zonder in te halen en ook om de beurt door het poortje is een voorbeeld van samen bewegen in ruimtelijke structuren.