· 

Opmerkelijke theorieën - samenvattend en afsluitend

Voor de ontwikkeling van het vak is het een goede zaak om kritisch naar gehanteerde theorieën te kijken; en als blijkt dat voor theorieën geen wetenschappelijke onderbouwing bestaat, moeten we ook op zoek gaan naar vruchtbare alternatieven.

 

Een van de gehanteerde uitgangspunten is een onderzoeks-geïnformeerde aanpak van het onderwijs in bewegen. Daarom vinden we dat de benadering van Mesker van de motorisch ontwikkeling geen rol zou moeten spelen binnen de verdere ontwikkeling van het bewegingsonderwijs.

 

We staan kritisch tegenover de maturatietheorieën, omdat ze volgens ons geen bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van het vak.

 

  • Ten eerste omdat volgens deze theorieën de motorische ontwikkeling bepaald wordt door endogene, biologische factoren. Daarbij is het centraal zenuwstelsel in feite de motor van het ontwikkelingsproces, dat verloopt volgens een vastliggend, voorspelbaar patroon.

 

  • Ten tweede omdat huidig onderzoek laat zien dat het niet houdbaar is om te stellen dat het motorisch ontwikkelingsproces volledig bepaald wordt door neurale rijping. Het blijkt namelijk dat de ontwikkeling van hoofd naar voeten én de ontwikkeling van binnen naar buiten niet alleen afhankelijk zijn van neurale rijping, maar ook van taakspecifieke invloeden.

 

  • Tot slot omdat de invloed van omgeving en taak op de motorische ontwikkeling van het individu minimaal wordt geacht. Dit biedt weinig tot geen aanknopingspunten voor het bewegingsonderwijs, dat immers grote waarde hecht aan een ‘rijke’, betekenisvolle beweegomgeving. Deze theorieën en het bewegingsonderwijs hebben elkaar vanwege hun totaal verschillende uitgangspunten dan ook weinig te bieden.

 

De sensomotorische ontwikkeling volgens Ayres heeft zeker elementen in zich die van waarde zijn voor het bewegingsonderwijs voor jonge kinderen (Beenhakker, e.a., 2016). Het verklaringsmodel van Ayres laat zich moeilijk wetenschappelijk toetsen, mede doordat op het niveau van de gehanteerde begrippen weinig eenduidigheid valt te constateren.

 

Voor wat betreft het accent dat wordt gelegd op het ‘repareren van het neurobiologische substraat’, zien we voor het bewegingsonderwijs geen ingangsmogelijkheden. Hetzelfde geldt voor bepaalde accenten binnen de motorische remedial teaching, omdat we vinden dat die onderwijsinhoudelijk in één lijn zou moeten staan met de gehanteerde visie op het bewegingsonderwijs.

Meer dan een redelijk alternatief

Voor de verklaringen die deze theorieën lijken te bieden voor verschijnselen binnen de motoriek en de motorische ontwikkeling is een alternatief model voorhanden: het dynamische-systeemmodel met het OPA-model als praktijktheorie voor het bewegingsonderwijs. Het dynamische-systeemmodel hebben we uitgebreid besproken in Onderwijs in bewegen op de basisschool. Kort en bondig samengevat stelt deze theorie dat de beperkende factoren (constraints) die betrekking hebben op het individu, de taak en de omgeving bepalend zijn voor de ontwikkeling van motorische vaardigheden.

 

Lees ook de voorgaande blogs: inleiding, de sensomotorische ontwikkeling van Ayres, het (neurologisch) ontwikkelingsmodel van Mesker en de ontwikkelingslijnen van Gesell.

Reactie schrijven

Commentaren: 0