Voor het boek deden we onderzoek naar de onderbouwing en fundering van enkele theorieën die binnen de lichamelijke opvoeding en het bewegingsonderwijs een rol (blijven) spelen.
Dit blog is een inleiding op een serie artikelen over drie theorieën die in de wereld van de lichamelijke opvoeding en de motorische remedial teaching een bijzondere plaats innemen. Die plaats vraagt om nuancering op basis van de status van de theorieën in vergelijking met de hedendaagse theoretische ontwikkelingen op het gebied van motorisch leren en psycho-neurologische onderzoeksresultaten.
In deze inleiding bespreken we samenvattend:
👉 de theorie over de sensorische informatieverwerking;
👉 de ontwikkelingslijnen van Gesell;
👉 het (neurologisch) ontwikkelingsmodel van Mesker.
Ontwikkeling van het vak
Voor de ontwikkeling van het vak moeten we niet alleen kritisch kijken naar de theorieën die in de praktijk worden gehanteerd. Als blijkt dat er onvoldoende onderbouwing voor is, moeten we ze in de praktijk ook niet meer gebruiken, maar op zoek gaan naar vruchtbare alternatieven.
Onderzoeks-geïnformeerd
Een van de gehanteerde uitgangspunten is een onderzoeks-geïnformeerde aanpak van het onderwijs in bewegen. Daarom vinden we dat Meskers benadering van de motorische ontwikkeling geen rol zou moeten spelen binnen de verdere ontwikkeling van het bewegingsonderwijs.
We staan kritisch tegenover de maturatietheorieën, omdat ze volgens ons geen bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van het vak.
- Ten eerste omdat volgens deze theorieën de motorische ontwikkeling bepaald wordt door endogene, biologische factoren. Daarbij is het centraal zenuwstelsel in feite de motor van het ontwikkelingsproces, dat verloopt volgens een vastliggend, voorspelbaar patroon.
- Ten tweede omdat huidig onderzoek laat zien dat het niet houdbaar is om te stellen dat het motorisch-ontwikkelingsproces volledig bepaald wordt door neurale rijping. Het blijkt namelijk dat de ontwikkeling van hoofd naar voeten én de ontwikkeling van binnen naar buiten niet alleen afhankelijk zijn van neurale rijping, maar ook van taakspecifieke invloeden.
- Tot slot omdat de invloed van omgeving en taak op de motorische ontwikkeling van het individu minimaal wordt geacht. Dit biedt weinig tot geen aanknopingspunten voor het bewegingsonderwijs, dat immers grote waarde hecht aan een ‘rijke’, betekenisvolle beweegomgeving.
De sensomotorische ontwikkeling volgens Ayres heeft zeker elementen in zich die van waarde zijn voor het bewegingsonderwijs voor jonge kinderen (Beenhakker e.a., 2016). Het verklaringsmodel van Ayres laat zich moeilijk wetenschappelijk toetsen, mede doordat op het niveau van de gehanteerde begrippen weinig eenduidigheid valt te constateren.
Reparatie
Voor wat betreft het accent dat wordt gelegd op het ‘repareren van het neurobiologische substraat’, zien we voor het bewegingsonderwijs geen ingangsmogelijkheden. Hetzelfde geldt voor bepaalde accenten binnen de motorische remedial teaching, omdat we vinden dat die onderwijsinhoudelijk in één lijn zou moeten staan met de gehanteerde visie op het bewegingsonderwijs.
In volgende artikelen zullen de drie genoemde theorieën een voor een de revue passeren en worden besproken. Lees het volgende artikel hier.
Reactie schrijven