Bewegend leren

Bewegen is goed voor het functioneren van je brein. ‘Bewegen is niet alleen goed voor je conditie, maar ook voor je cognitie’, aldus hoogleraar (‘beweegprofessor’) Erik Scherder. Maar wat is er feitelijk echt bekend over de relatie tussen bewegen en leren?

 

We zetten de positieve effecten van bewegen in relatie tot leren op een rij:

  1. Bewegen zorgt voor een betere doorbloeding. Met het bloed bereiken meer zuurstof en glucose het brein, wat nodig is voor het functioneren van het brein.
  2. Bewegen is goed voor de aanmaak van nieuwe en sterke verbindingen in het brein. Dit zijn dezelfde verbindingen die worden gebruikt voor cognitieve taken. Je bent dan beter in staat om je cognitieve taken uit te voeren.
  3. Een actief bestaan verhoogt dopamine. Deze neurotransmitter komt vrij als je gaat bewe­gen en als je cognitieve processen uitvoert (Ashby, 1999). Dopamine wordt ook wel het ‘gelukshormoon’ genoemd.
  4. Sporten is vaak een sociale bezigheid, goed voor het aanleren en versterken van sociale vaardigheden.
  5. Mensen die regelmatig bewegen, lopen minder risico op alzheimer of dementie. Dit geldt helemaal als je veel beweegt vóór je 25e levensjaar. Je bouwt als het ware reserve op voor later.

 

Kortom: meer dan genoeg redenen om ervoor te zorgen dat je leerlingen regelmatig bewegen. Scherder (2018, 2019) maakt zich mede op basis van deze informatie hard voor meer en frequen­ter bewegen voor kinderen in het basisonderwijs. 

Presteren leerlingen beter als ze meer bewegen?

Dit is een interessante vraag. Er zijn zeker positieve relaties tussen bewegen en cognitie. Aange­geven werd dat matige tot intensieve fysieke activiteit leidt tot chemische veranderingen in de hersenen (toename BDNF), waardoor de aandacht en taakgerichtheid van kinderen toenemen.

 

Op langere termijn kan fysieke activiteit de doorbloeding van de hersenen verbeteren, nieuwe zenuwcellen aanmaken en meer verbindingen tussen zenuwcellen tot stand brengen. Dit kan de cognitieve prestaties ten goede komen (Best, 2010).

 

Motorische informatie is, naast visuele en auditieve informatie, een extra bron die het leren kan stimuleren. Een voorbeeld hiervan is een oefening waarbij kinderen het antwoord op een som geven door het juiste aantal bewegingen te maken. Zintuiglijke informatie is een van de active­rende breinprincipes (Dirksen, 2014). Vanuit dit perspectief heeft het bewegingsonderwijs een grote leer-kracht. De zintuiglijke informatie, door beweging veroorzaakt, komt binnen en doet een beroep op dezelfde systemen in je brein als de systemen waarmee je leert (Scherder, 2019).

 

Eerdere onderzoeken in het buitenland toonden al dezelfde mogelijke voordelen van bewegend leren aan. Zo stelden Mahar en zijn collega’s al in 2006 een verbeterde concentratie vast na fy­sieke inspanning.

 

Dat bewegend leren een positieve invloed heeft, werd in de Verenigde Staten aangetoond voor het programma Physical Activity Across the Curriculum (Donnelly e.a., 2009), waarin basisschool­leerlingen anderhalf uur per week bewegend leerden waardoor hun prestaties bij rekenen, lezen en schrijven verbeterden. 

 

Dichter bij huis

Dichter bij huis, in Groningen, is een vergelijkbaar onderzoek uitgevoerd. Onderzoekers onder­zochten tien jaar lang kinderen op verschillende scholen in Nederland. Zij vonden dat kinderen die over goede bewegingsvaardigheden beschikken beter presteren op school. Ook hier is de veronderstelling dat herhaaldelijk matig tot intensief bewegen onder andere een betere door­bloeding van de hersenen veroorzaakt, en dus betere schoolprestaties. Op langere termijn kan li­chamelijke activiteit bijdragen aan een betere doorbloeding van de hersenen, meer verbindingen tussen zenuwcellen, en de aanmaak van nieuwe hersencellen.

 

Het programma Fit & Vaardig laat zien dat bewegen effect heeft op leren. Bij dit programma geven de leerlingen op een fysiek actieve manier antwoord, door bijvoorbeeld spreid-en-sluitsprongen te maken. Ze zijn hierdoor matig intensief aan het bewegen gedurende de les, wat een positief effect bleek te hebben op hun schoolprestaties.

 

Er wordt ook onderzoek gedaan, in het programma Slim door gym, naar andere vormen van bewegen om te kijken of die ook tot een betere cognitie bij kinderen kunnen leiden. Momen­teel wordt bekeken welke effecten complex bewegen heeft naast matig tot intensief bewegen. Voorbeelden hiervan zijn apenkooien, een ingewikkelde turnoefening of dribbelen met een bal. De veronderstelling is dat kinderen daar cognitief nog meer door verbeteren (Hartman, 2019). De reden hiervoor is dat bij complexe bewegingsvaardigheden gebruikgemaakt wordt van dezelfde hersengebieden als bij de hogere cognitieve functies die nodig zijn voor het schoolse leren.

 

 

Je zou dus kunnen zeggen dat je met sport en bewegen je hersenen traint. Of andersom: als je verzuimt om voldoende te bewegen, dan gaat de kwaliteit van je hersenen achteruit.

Aanvullend tot slot

Bewegen verhoogt je concentratie en alertheid. Dat heb je nodig om goed te kunnen denken en leren. Wat gebeurt er dan eigenlijk in het lichaam?

 

Het centraal zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. Het stukje tussen de herse­nen en het ruggenmerg is de hersenstam. Daarin ligt onder andere een netwerk van zenuwcellen: de formatio reticularis (FR).

 

De zenuwcellen hebben opstijgende uitlopers (zenuwbanen) naar de grote hersenen en afdalen­de naar het ruggenmerg. In het ruggenmerg maken de zenuwbanen weer contact met andere ze­nuwcellen, die weer contact maken met bijvoorbeeld de spieren. Prikkeling van de grote hersenen zorgt ervoor dat er via de FR ook een prikkel doorkomt naar de spieren. De spieren gaan spanning opbouwen en komen in actie. Andersom worden via dezelfde weg dus ook de grote hersenen geprikkeld, doordat er bewogen wordt. De FR regelt hiermee het bewustzijnsniveau, de alertheid van de persoon. Een goede alertheid is nodig voor concentreren en leren.

 

Bewegen kan de alertheid zowel oppeppen als dempen. Bij een lage alertheid, wanneer je moe bent en je aandacht niet meer bij de omgeving kunt houden, is bewegen de oplossing om letter­lijk en figuurlijk bij de les te blijven. Bij een hoge alertheid, zoals in situaties van stress of zenuw­achtigheid, heeft bewegen juist een dempend effect en wordt het gevoel van spanning minder.

 

Kinderen met moeilijkheden op het gebied van concentratie kunnen al veel verbeteren door in hun vrije tijd en onder schooltijd meer te bewegen. Studerende jeugdigen die de studie vóór hun sport laten gaan, zouden er nog even over kunnen nadenken of sporten hun leerprestatie juist zou kunnen verbeteren. En de leerkracht met burn-outverschijnselen doet er goed aan regelmatig een rondje te wandelen.

Interessant?

Wil je meer vergelijkbare artikelen lezen? 


Schrijf je dan in voor de THEMA - Kennislink.

Reactie schrijven

Commentaren: 0